BEwEEgLIjK EN BEwOgEN, EEN ODySSEE

Als Milou Hermus de open dag van de academie St. Joost in Breda bezoekt, weet ze meteen: hier wil ik zijn. Een toelatingsweek overtuigt: ze maakt haar middelbare school niet af en begint op haar zestiende aan de kunstvak- opleiding mode, zwerft door de school, wordt ingewijd in filosofie en literatuur, zit bij de filmafdeling, de afdeling monumentaal, bij typografie en modeltekenen, probeert uit wat in haar hoofd opkomt of zich op school voordoet.

Ze borduurt met pitten en vogelzaad, en schildert organen op kledingstukken. Maakt een transparante plastic jurk met een kanten kraagje – als men daar midden jaren 1960 tegen protesteert, plakt ze de aanstootgevende lichaamsdelen af met witte pleisters en zet het verder naakte model in blacklight op de catwalk. Studievrienden filmen de presentatie, academiegenoot en levenslange vriendin Moniek Toebosch bekroont de bijzondere voorstelling en show met haar prachtige stem. Alles beweegt rond Milou.

En het liefst off the road.

Tekenen wordt haar passie. Met haar grote liefde, medestudent Ton Blommerde, vertrekt ze na hun afstuderen naar Amsterdam. Eerst naar het atelier van Tons oom, beeldhouwer Jan de Baat, daarna krijgen ze een atelierwoning in Amsterdam-Noord, en dan kan de opmars naar een zelfstandig kunstenaarsbestaan echt beginnen. Milou tekent virtuoos dwars door grenzen en taboes, en breekt in 1977 met alle conventies als het tijdschrift Avenue haar intiem-brutale en uiterst vrouwelijke ‘ketchuptekeningen’ publiceert. Het blad krijgt de Artdirectorsprijs. Milou’s naam is gevestigd in binnen- en buitenland, ze wordt gevierd, de opdrachten stromen binnen. En daarmee langzaam maar zeker de twijfel. De zelfkritiek.

SERENDIpITy, DE KUNST vAN hET ONvOORzIENE

Ze neemt een sabbatical, gooit het ‘gemak’ in de prullenbak en gaat op zoek naar het non-figuratieve. Een omslag die niet alleen onbekende artistieke werelden opent, maar ook naar nieuwe opdrachtgevers leidt, naar heel andere uitdagingen. ‘Ik tekende tot dan toe altijd naar een doel, gebaseerd op mijn modellen. Maar gepland abstract werken is een contradictio in terminis.’ Ze wil breken met haar wereldbeeld, blind gaan varen over grotere zeeën. Die zoektocht versterkt de band met Ton. Ze spreken vaker samen over hun werk, en mede daardoor kan Milou zichzelf met steeds meer zekerheid presenteren.

Ze vindt in kleur en compositie nieuwe expressie- mogelijkheden en voegt grafische elementen toe aan haar werk, dat qua deadlines en inhoud gekaderd wordt door de opdrachten, nu vanuit vooral de wetenschap en het bedrijfsleven. Die restricties werken sturend en inspirerend. ‘Weinig tijd geeft mij veel ruimte. Dat train je, en het traint jou.’ Zo houdt ze haar ontwikkeling gaande, niet bang voor kaders én niet bang voor verruiming.

Ze maakt art-work voor jaarverslagen en wetenschappelijke artikelen op haar eigen beweeglijke en associatieve manier: een persoonlijk verdiepend en visueel vernieuwend samenspel van grafiek, verf en fotografie. ‘De kleur die ik als eerste opzet, is bepalend – kwetsbaar, vrolijk: het werk ontstaat gaandeweg, intuïtief. Ik laat het gebeuren, schep uit mijn aanzet een wereld.’

Een hoogtepunt vormen de opdrachten voor het Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek. Ze stort zich op de onderwerpen, stapt naar wetenschappers, en die blijken net zo magisch en poëtisch als hun formules. Spreekt met hen over Higgs-deeltjes, sterren, wiskunde, en dan mengen zich de disciplines: als Milou haar associatieve tekeningen toont, worden de wetenschappers op het beeld van hun formules net zo verliefd als op de inhoud ervan. Het werkverband blijft zeven jaar bestaan.

Inmiddels is ze ook docent aan de Rietveldacademie en later aan de academie St. Joost. Ze draagt haar kennis en gedrevenheid uit, laat studenten schetsen en tekenen tot ze erbij neervallen; en het is juist die vermoeidheid die hen over hun grenzen brengt, ‘wat soms juweeltjes oplevert’. Ze leidt haar leerlingen naar onvermoede hoogten en maakt hen sterk voor de toekomst. Het zijn prachtige en innovatieve tijden.

Γονιμότητα: vRUchTBAARhEID

De sabbaticals houdt ze vol: eens in de vijf jaar stuurt ze bij, bezint zich, verkent nieuw land. In de Santa Maria Novella in Florence noteert ze met een renaissancistisch ritme de fresco met rijen heiligen in afwachting van het Laatste Oordeel – van de meeste zijn alleen de gouden aureolen nog zichtbaar. Als ze in Da Vinci’s werk de bevindingen van Galileï terugziet, combineert ze beide ervaringen tot Il sole no move.

Ze leert de oude Grieken kennen met hun schrift, hun muzen, Odysseus. Dan is het geen toeval dat ze tijdens een verblijf in Ierland in de ban komt van een andere reiziger: St. Brandaan, wiens beeldverhaal ze in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen echt kan bestuderen. En geheel volgens het principe van de synchroniciteit toont een gynaecoloog haar in diezelfde periode een middeleeuws boek over heksen en vroedvrouwen.

Met al die verledens duikt ze uit haarzelf een serie geïllumineerde pagina’s op; geen illustraties meer, maar verbindende en tegelijk bezwerende verhalen. Iconen van opengebroken werelden waarin schrift en grafische aspecten als lyrische componenten naar mystieke diepten voeren. Ze wordt een reiziger naar haar innerlijk: ‘Ik kreeg antennes, waardoor alles wat in de lucht hing naar me toe leek te komen.’

Milou en Ton raken weer en meer door elkaar geïnspireerd, werken zonder het te hebben afgesproken met dezelfde kleuren, tillen elkaar en elkaars werk naar nieuwe hoogten, nieuwe vergezichten… Beschouwing en afstand leiden tot ervaringen die vervolgens weer sturen. De reis lijkt eindeloos.

En dan gebeurt het onmogelijke: Ton stapt uit het leven.

hET gAT

Ineens is het eng om zonder plan, zonder duidelijk kader aan iets te beginnen. Het onvoorziene wordt pijnlijk. Het verdriet en het gemis zijn te groot, alles moet kleiner, vastgelegd in het bevattelijke, in portretten.

wAAR TOch wEER LIchT IN vALT

Ze tekent vriendinnen die zelf door het leven getekend zijn. Op een witte achtergrond, zonder context, zonder franje, zonder afleiding. Maar gelijkend portretteren is zoeken: ‘Het karakter, de ziel pakken is ploeteren, en dat was weer een andere vorm van emotie en concentratie waarin ik me kon verliezen. Toch weer een geluk’. De portretten zijn ook spiegels: met de vrouwen geeft ze vorm aan wat haar is overkomen, en zo zijn het ook zelfportretten. Les Belles Hollandaises bieden haar, even onvoorzien als de eerdere abstracties, weer houvast in het leven.

Het wit achter de vrouwen komt terug in de portretten van de Hollandse Heren: context, houvast noch afleiding. Maar rond deze heren speelt nog iets anders: het voyeurisme, de macht van de blik, die mannen van zichzelf wel kennen jegens vrouwen, maar niet andersom…

Wim Pijbes verwoordt het onder meer zo: ‘Model zijn, dat kent een museumdirecteur niet. Ik viel uit mijn comfortzone, en dat voelde gênant. Er liep ineens zo’n mevrouw om me heen die me genadeloos zou treffen. Het was erger dan in de spiegel kijken, want ik ben het niet zelf, en toch ben ik het. Ik kijk naar mezelf door haar ogen.’ Een omkering van de traditionele sekseverhoudingen, en dat heeft Milou feilloos door: ‘Ik wilde ze laten zien, maar dan moesten zíj ook iets laten zien. Ik wilde ze écht, niet ijdel, niet in pak. Vandaar voor elk hetzelfde hemd.’

EN IN DAT LIchT...

Milou heeft altijd onafgebroken geproduceerd en grenzen overschreden, maar na Tons dood gaat dat in fases. De laatste jaren is ze beschouwender geworden, meer een buitenstaander, waarin het beweeglijke langzaam samenvloeit tot wellicht nieuwe wendingen. Daarbij heeft een ziekte een wissel getrokken op de toekomst.

Want het leven geeft en het slaat gaten. En omzwervingen leiden tot onvoorziene verwondering en verbijstering – dat heeft beeldend kunstenaar en illustrator Milou Hermus gedreven en daarnaar maakt zij haar bewogen en bezielde oeuvre.

SyLvIA vAN DE gARDE
error: Content is protected !!